Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Algemene nabestaandenwet

 

Artikel 40
1
Indien de Sociale verzekeringsbank jegens de nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger een handeling verricht waaraan deze in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat aan hem wegens een bepaalde gedraging een boete zal worden opgelegd, is de nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger niet langer verplicht terzake van die gedraging enige verklaring af te leggen, voor zover het betreft de boeteoplegging. De nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.
2
Indien de Sociale verzekeringsbank voornemens is om aan de nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger een boete op te leggen, wordt hiervan kennis gegeven aan de nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust. De kennisgeving is een handeling als bedoeld in het eerste lid.
3
Op verzoek van de nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger die de in het vorige lid bedoelde kennisgeving wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt de Sociale verzekeringsbank er zoveel mogelijk zorg voor dat de in die kennisgeving vermelde gronden aan de nabestaande, het ouderloos kind of zijn wettelijke vertegenwoordiger, worden medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.
4
In afwijking van afdeling 4.1.2. van de Algemene wet bestuursrecht stelt de Sociale verzekeringsbank de nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen, voordat de boete wordt opgelegd.
5
Indien de nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger zijn zienswijze mondeling naar voren brengt, draagt de Sociale verzekeringsbank er op verzoek van de nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger die de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, zorg voor dat een tolk wordt benoemd die hem kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •